Zeevenkel heeft een uitgesproken smaak met het opvallende typische zilte van veel zeegroenten. Je gebruikt de jonge bladeren, vers en rauw; eventueel gemarineerd in azijn, citroen, olijfolie en zout. De jonge bloemknoppen, bloemen en zaadpeulen zijn eetbaar en stengels en bladeren kunnen gekookt worden als asperges.
Het is een inheemse schermbloemige, die langs de zee terug te vinden is.
Zoals alle planten onder zulke omstandigheden, heeft zeevenkel korte dikke bladeren om zo min mogelijk water te verliezen door verdamping. Zeevenkel is in Nederland en Belgie erg zeldzaam, maar komt op rotskusten in de het Zuiden van Europa veel voor.
Zeevenkel is niet bestand tegen strenge vorst, enige bescherming is dus aan te bevelen.
De plant wordt 20-50 cm hoog en de stengel is aan de voet verhout. Ook de wortels zijn houtig. De wortelbladeren zijn dubbel geveerd. De blaadjes van de eerste orde zijn gesteeld en die van de tweede orde vlezig, aan de voet versmald en met gave bladrand. De tot 7 cm lange bladeren zijn aromatisch.
Zeevenkel bloeit van juli tot oktober met samengestelde schermen, die bestaan uit acht tot zesendertig stralen met vijf tot tien omwindselbladen en -blaadjes.
De bloempjes zijn geelgroen of wit van kleur. De 5-6 mm lange, olijfgroene tot paarse vrucht is een tweedelige splitvrucht en heeft weinig uitstekende ribben. De deelvruchtjes zijn sponsachtig, op doorsnede breed-driehoekig en bevatten een enkel zaadje. De vruchten worden door het water verspreid. |