In de bijlage van dit artikel vindt u mogelijks een afdrukbare infofiche.
ID NUMMER
: 30.001.004
In het verleden werd vuur alleen gemaakt met vuurstaal, vuursteen, waarvoor droog, gemakkelijk brandbaar tondel zoals lisdoddes nodig was.
Je slaat vuurstaal en steen tegen elkaar tot er een vonk op de lisdodde tondel valt. Zodra het smeulend is, plaats je de tondel tussen een paar stukjes tondel en/of ander licht ontvlambaar materiaal en blaas je zachtjes maar gelijkmatig door tot er een zwakke vlam ontstaat.
De tondel bestaat uit de zaden van de gewone lisdodde, die in de volksmond ook wel stierbezem wordt genoemd en door zijn zeer grote oppervlak licht ontvlambaar is. Om dit effect te vergroten kun je de lisdodde vooraf nitreren en zo een perfecte aanslag krijgen.
Om genitreerde lisdoddeschub te maken, moet de lisdodde worden gewassen in warm zeepsop om hem te ontvetten. Knijp de tondel dan goed uit tot hij niet meer druipt, pluk hem voorzichtig uit elkaar en doe hem in een afsluitbare emmer.
Nu wordt de lisdodde overgoten met een 20% nitrietoplossing, met 200 mg kaliumnitraat per 1 liter kokend water. Sluit het deksel en laat de tondel een dag of twee staan. Verwijderen met rubberen handschoenen, uitwringen, uit elkaar halen en 3 tot 5 dagen aan de lucht laten drogen, afhankelijk van het weer.
In de Middeleeuwen werd gewoon berkenas of urine gebruikt in plaats van kaliumnitraat, maar ook ammoniak of ammoniakoplossing deed het goed.