De gewone alikruik (Littorina littorea) is een in zee levende kieuwslak.
Zowel in België als in de provincie Zeeland - waar de gewone alikruik in Nederland het meest wordt gevonden, verzameld en gegeten - wordt deze slak vaak ook 'kreukel' genoemd.
Deze soort heeft een zeer stevige afgerond kegelvormige schelp met een spitse top. De hoogte van de schelp is gelijk aan of groter dan de breedte. Er zijn 6 tot 7 bolle windingen met een oppervlaktesculptuur van horizontale spiraalribben. De schelp is meestal bruingrijs met evenwijdig aan de ribben verlopende donkere en lichtere kleurbanden. De mondrand en het callus is wit. Er is een dun bruin hoornachtig operculum met een spiraalvormige opbouw.
De schelphoogte is tot 40 mm, echter meestal kleiner (ongeveer tot 24 mm). De breedte van de schelp is tot 35 mm, echter meestal kleiner (ongeveer tot 22 mm).
De soort leeft in en vlak onder de getijdenzone op vaste ondergrond zoals rotsen, stenen en algenmatten, maar ook wel op houten palen, strandhoofden en andere objecten. Bij laag water, als de slak niet meer in het water zit, wordt het huisje afgesloten met het operculum zodat het dier niet uitdroogt.
Alikruiken voeden zich voornamelijk met algen en zeewier maar ook dode materialen worden gegeten.
|