Nootmuskaat of muskaatnoot is een specerij afkomstig van de muskaatboom (Myristica fragrans), die in regenrijke tropische kustgebieden gekweekt wordt. De muskaatnoot is ovaal van vorm en ongeveer twee en een halve centimeter lang. De muskaatnoot is zeer hard: in de keuken wordt de muskaatnoot daarom alleen in geraspte vorm (nootmuskaat) gebruikt.
In de levensmiddelenindustrie gebruikt men liever de olie dan nootmuskaatpoeder, omdat die haar smaak langer vasthoudt, gemakkelijker doseerbaar is en daarenboven geen risico op vergiftiging met aflatoxine meebrengt. Deze giftige stof komt voort uit een schimmel in tropisch gebied die de muskaatboom kan aantasten.
In de Indonesische keuken wordt nootmuskaat in verscheidene gerechten gebruikt, met name in scherpe soepen zoals soto, konro, ossenstaartsoep en ribbensoep. Het wordt ook veel gebruikt in de jus van vleesgerechten zoals babi smoor (smoor van varkensvlees), ribben met tomaat en andere gerechten.
In de Indiase keuken wordt nootmuskaat zowel in zoete als hartige gerechten gebruikt. In de zuidwestelijke kuststreken wordt geraspte nootmuskaat gebruikt in vleesgerechten en wordt het spaarzaam toegevoegd aan desserts. Nootmuskaat kan ook in kleine hoeveelheden aan garam masala worden toegevoegd. Ook wordt geraspte nootmuskaat af en toe gerookt.
Nootmuskaat wordt in de Belgische keuken traditioneel gebruikt bij gekookte sperziebonen, bloemkool, spruitjes, spinazie of asperges. Men gebruikt het ook in bereiding van aardappelpuree en in kaassaus. Ten slotte wordt nootmuskaat, naast kaneel, ook veel gebruikt in koek en gebak, met name in speculaas. Door de sterke smaak is een kleine hoeveelheid al voldoende.
Vroeger werd nootmuskaat gebruikt door zeevarenden in een middel tegen diarree (een borrelglaasje brandewijn met wat versgeraspte nootmuskaat) en in een grog tegen verkoudheid/griep (een borrelglas rum, een kop gekookt water, versgeperste citroen en wat versgeraspte nootmuskaat).
Het pericarp (de vruchtwand van een zaadplant) van de nootmuskaat wordt in Indonesië gebruikt om jam of snoep van te maken. Het gesneden vruchtvlees wordt dan bedekt met ofwel een suikersiroop, of een droog laagje suiker om het Indonesische dessert manisan pala te maken.
In Penang en Singapore wordt de gedroogde en gesuikerde schil van de vrucht gebruikt als topping voor het lokale dessert ais kacang (letterlijk: bonenijs). De schil kan ook worden geblend (wat zorgt voor een frisse, zurige smaak) of gekookt (wat zorgt voor een zoetere smaak) om nootmuskaatsap te maken.
In de zuidwestelijke kuststreken van India wordt de vrucht gebruikt om sap, tafelzuren en chutney van te maken.
De muskaatnoot is de gedroogde pit van de vlezige, okergele, abrikoosachtige vrucht. De pit wordt door een harde bast omgeven: na het drogen in de zon barst de bast en komt de muskaatnoot met de zaadrok vrij. De zaadmantel (zaadrok), die om de muskaatnoot heen zit, wordt ook gedroogd en wordt onder de naam foelie eveneens in de keuken gebruikt. Na het drogen van de vrucht en de noten wordt de muskaatnoot bepoederd met kalk. Dit dient om aantasting door insecten te voorkomen.
Nootmuskaat werd ooit beschouwd als middel dat spontane abortus teweeg kan brengen, maar is bij normaal gebruik in de keuken veilig tijdens de zwangerschap. Wel remt het de prostaglandineproductie en bevat het hallucinogenen die de foetus kunnen beschadigen bij gebruik in grote hoeveelheden. |