Omdat een koe pas melk produceert als er een kalf is geboren, worden koeien bijna ieder jaar drachtig gemaakt. Het kalf mag soms twee dagen bij de moeder drinken maar vaak wordt het meteen bij de moeder weggehaald. Het kalf krijgt eerst biestmelk (de eerste melk die de moederkoe geeft na de geboorte van haar kalf). Daarna krijgt het kalf vaak melk op basis van melkpoeder. De koe blijft echter nog melk produceren voor het kalf waardoor de koe gemolken kan worden. Na 300 dagen melken krijgt de koe twee maanden rust. Hierna krijgt de koe wederom een kalf waardoor het melken weer kan beginnen.
Een koe wordt minstens twee maal per dag gemolken. Vanouds gebeurde dat met de hand door in de spenen te knijpen, de melker of melkster ging daarbij 'onder' de koe zitten op een melkkruk. De melk werd verzameld in melkbussen die twee keer per dag door de zuivelfabriek werden opgehaald. Een grote boer had 'melkmeiden' en 'melkknechten' in dienst voor wie het melken de belangrijkste taak was. In kleinere bedrijven hielp vaak een deel van het gezin mee.
Na het midden van de 20e eeuw kwam er op steeds meer boerderijen een melkmachine. Onder de koe werd een melkemmer gehangen die met vier zuignappen de melk uit de uier zoog. De zuignappen werden door de melkmachine pulserend vacuüm gezogen. De koeien werden 's zomers in de wei gemolken. Aan het eind van de 20e eeuw kwamen steeds meer loopstallen met een melkstal in zwang, daarom worden sindsdien nog maar weinig koeien buiten gemolken. De koeien worden twee of drie keer per dag naar de melkstal gedreven waar ze langs de melkmachine lopen. De boer schuift de zuignappen op de tepels en de melk wordt naar de koeltank gepompt.
Moderne melkstallen zijn voorzien van melkrobots en werken volautomatisch. Een koe kan op elk moment van de dag langs de melkmachine lopen en wordt dan zonder menselijke tussenkomst gemolken. Iedere melkveehouderij beschikt over een koeltank waarin de melk een aantal dagen bewaard kan worden.
Na chemische ouderdomsanalyse van melksporen aangetroffen op potscherven is in 2008 vastgesteld dat de koe al 8.000 jaar geleden werd gemolken. Veel langer dan voorheen werd aangenomen. De scherven zijn gevonden in Tell Sabi Abyad, Noord-Syrië, bij archeologische opgravingen van een prehistorische nederzetting uit de Halafcultuur die dateert van 7000 tot 5000 voor Christus.
|