LIEVEVROUWEBEDSTRO
Lievevrouwebedstro is een overblijvende, winterharde, kruidachtige plant uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae).
De plant heeft een dunne, kruipende wortel met veel uitlopers. De vierkantige, rechtopstaande stengel is 10-30 cm hoog, teer, onvertakt en alleen op de knopen behaard. De zes tot negen enkelvoudige, lancetvormige blaadjes zijn 1-4 cm lang en schijnbaar sterbladig. Eigenlijk zijn er maar twee blaadjes, de overige zijn steunblaadjes die echter een soortgelijke vorm en functie hebben. Ze staan als spaken rond een wiel.
De plant bloeit in mei en juni. De sterachtige bloemen zijn wit en staan in meertakkige bijschermen op een lange steel. Ze zijn buis- tot trechtervormig, vergroeidbladig en meestal vierlippig. Ze bevatten veel nectar. De kogelvormige, tweedelige splitvruchten zijn 2-3 mm groot en voorzien van haakvormige borsteltjes. Bestuiving geschiedt door vliegen en andere insecten.
Daar de plant zich door haar kruipende wortelstok vlug vermeerdert, komt zij steeds in grote hoeveelheden voor en vormt als het ware één groot groen tapijt met een massa witte sterretjes.
De vegetatieve delen van de plant zijn reukloos, maar de bloemen verspreiden een zoete geur. In gedroogde toestand zijn het de bladeren die naar gemaaid gras ruiken door de coumarine die bij het verwelken vrijkomt.
Lievevrouwebedstro komt vrij algemeen voor in alle landen van Europa en in Klein-Azië, met uitzondering van Portugal en IJsland. In België komt de soort vrij algemeen voor in beukenbossen en in Nederland vooral in Zuid-Limburg.
Alhoewel de schaduwminnende plant beter in de gematigde streken gedijt, treft men hem ook in het zuiden aan. De vindplaats strekt zich uit van het laagland tot in de bergen. Een feit is dat het kruid een schaduwrijke plaats verkiest, een losse, goed doorluchte en voedselrijke grond met goede humusvorming en vooral in de lente wat vocht.
Lievevrouwebedstro is een kensoort voor het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum), een laaggelegen bostype. De volgende bomen zijn er karakteristiek: zomereik, haagbeuk, zoete kers of boskriek, beuk en es. Lievevrouwebedstro is te vinden op horizontale of zwak glooiende terreinen in de kruidlaag van het droge gedeelte van dit bos. Hij groeit er samen in een plantengemeenschap met grootbloemige muur, witte klaverzuring, gulden boterbloem, bosanemoon, ruig klokje, gevlekte aronskelk, veelbloemige salomonszegel, slanke sleutelbloem, eenbes en wilde kamperfoelie.
Lievevrouwebedstro is een bosplant, die dus een schaduwplekje vraagt op losse, vochtige, humusrijke grond. In de zon worden de blaadjes lichtgroen, waardoor de witte stervormige bloempjes bijna geen contrast meer vormen met de bladeren en de plant veel van zijn decoratieve waarde verliest. Op een zonnige en tegelijkertijd droge standplaats wordt de plant bruin en sterft af.
Men kan de plant vermeerderen door zaaien. Nieuw zaad ontkiemt goed, maar oud zaad kan wel een jaar in de grond blijven zitten. Daar lievevrouwebedstro van nature weinig zaad produceert, maar veel ondergrondse uitlopers heeft, is het gebruikelijker de plant te stekken of te scheuren.
Neem in het voorjaar of in het najaar stekken van een volwassen plant. Kies stevige stengels van ca. 10 cm lang en verwijder de onderste blaadjes. Doop de stekken eerst in water en dan in een groeistof. Plant deze, met het kale gedeelte volledig bedekt, in een bak, gevuld met vochtig grof zand. Houd het zand vochtig en zet de stekjes in de schaduw. De stekjes schieten binnen drie weken wortel. Plant ze daarna uit.
In de lente of in het vroege najaar kan men het kruid ook scheuren. Men doet dit door de wortels van de opgegraven plantjes met een kammende beweging van de vingers te verdelen (zorg ervoor dat er zo weinig mogelijk wortels breken) en uit elkaar te trekken. Graaf nieuwe plantgaten waar de wortelkluiten goed in passen. Breng in ieder gat een 5 tot 10 cm dikke compostlaag aan. Plant de nieuwe pollen even hoog als voorheen en 20 à 30 cm uit elkaar. Regelmatig begieten tot ze weer goed ingeworteld zijn. Maak het vooral niet te drassig.
Lievevrouwebedstro is een ideale bodembedekker voor moeilijke plaatsen in de tuin. Het groeit bijvoorbeeld in een droge beschaduwde grond onder een boom, of zo maar op een boomstronk. Bedstro is een mooie plant, zowel voor de wilde als voor de siertuin.
In de zomer kan men lievevrouwebedstro ook in bloempotten in huis halen. Hij verlangt dan een vochtige goed gedraineerde potgrond, een koele temperatuur en minstens 5 uur per dag indirect zonlicht.
Walstro wordt wel in de kruidengeneeskunde gebruikt; door een zeker gehalte aan cumarinen is dit niet geheel zonder risico (effecten op de bloedstolling, mogelijke teratogene effecten). In de reguliere geneeskunde vindt het geen toepassing meer.
Lievevrouwebedstro wordt nog gebruikt om meibowls te kruiden. De fabricage ervan is in Duitsland wettelijk aan banden gelegd vanwege de mogelijke giftigheid.
Een siroop van lievevrouwebedstro wordt in Berlijn gebruikt als toevoeging aan bier. Dit mengdrankje staat bekend als Berliner Weiße mit Schuß.
De plant is verwerkt in bepaalde tabletten die tegen nierstenen zouden werken. Drogerij van lievevrouwebedstro wordt als bloedzuiverende thee verkocht onder de naam Herba matrisilvae. Als Herba asperulae wordt gedroogd kruid gebruikt voor het geuren van linnenkasten. Oploslimonadepoeder met lievevrouwebedstrosmaak en gezoet met stevia. Wordt gebruikt in Gruut, de kruidenmix die vooraleer hop populair werd, bij het bereiden van bier werd gebruikt voor het bekomen van een lekker aroma.
Zaaimethode
Zaaien in zaaibakje, eerst 2-4 weken warmte geven (18-22°C), vervolgens een koudeperiode geven in bv de koelkast (+4°C) voor 4-6 weken, vervolgens weer rustig opwarmen tot kamertemperatuur, waarna kieming zal volgen. In de vollegrond zaaien kan ook, dan gewoon de winter erover laten komen, kieming vindt in het voorjaar plaats.