Dit meerjarige bonenkruid heeft een pittigere smaak dan de eenjarige, spaarzamer gebruiken dus.
Geef ze vooral een zonnig, niet te nat plekje (in de klei op een heuveltje dus). Voor de sier zijn plantjes bijvoorbeeld als klein haagje te gebruiken. Los groeiend tooit de plant zich in de nazomer met lichtroze tot witte lipbloemetjes.
De smaak is verwant aan die van tijm - beide kruiden bevatten thymol en carvacrol. De hele plant is aromatisch en de geur doet denken aan een mengeling van lavendel en appels, met een lichte muntsmaak. Vooral geliefd als kruid bij tuinbonen.
In de oudheid hadden de Romeinen een voorliefde voor bonenkruidsaus, die met azijn aangemaakt bij vis- en vleesschotels op dezelfde manier als muntsaus op tafel kwam. De meeste koks hadden hun eigen recepten voor het gebruik van bonenkruid. Ze verwerkten het in vulsels voor bijvoorbeeld kalfsvlees, in sauzen voor vis en andere gerechten, in worst en varkensvleespasteien.
Het bonenkruid doet ook dienst door zetmeelspijzen en zware wildschotels lichter verteerbaar te maken. Het wordt als toekruid gebruikt om rauwkostschotels, azijn, peulvruchten en soepen op smaak te brengen. Men gebruikt bonenkruid ook in soep en saus, bijvoorbeeld in combinatie met tijm bij witte bonen, en bij het inmaken van augurken. Bij ingemaakte snij- en sperziebonen neemt het de inmaaksmaak weg.
|