Een meerjarige, fors groeiende plant met gele schermbloemen, die zeer sterk zijn als snijbloem.
De hoogte is (afhankelijk van de standplaats) 80-150 cm en de bloei begint in juni met een nabloei tot diep in de herfst.
De botanische naam “Tanacetum” is vermoedelijk afgeleid van het Oudgriekse woord “athanasia” dat “onsterfelijk” betekent. Het heeft deze naam waarschijnlijk te danken aan het feit dat de bloemen niet makkelijk verwelken en lang hun gele kleur behouden, maar het kan ook duiden op een soort levensdrank die ervan gemaakt werd.
Ook werd boerenwormkruid gebruikt voor het conserveren van lichamen.
De klierharen aan het sierlijk geveerde blad zijn verantwoordelijk voor de typische kamferachtige geur, die een signaal geeft dat de plant wel eens giftig zou kunnen zijn. Welnu, dat is ook zo: de olie, die uit de plant kan worden gewonnen is in principe giftig, een reden waarom het in de Verenigde Staten verboden is om de plant te verkopen (wat natuurlijk onzinnig is, binnen de geneeskunst gebruiken we juist dat gif in de juiste dosering). Mieren houden niet van boerenwormkruid, daarom werd het kruid vroeger wel bij keukendeuren geplant.
Geneeskrachtige eigenschappen: uitwendig kan het gebruikt worden als lotion bij schurft. Wat boerenwormkruid in de schoenen geplaatst zou helpen tegen chronische koorts. In de fytotherapie wordt het gebruikt tegen onder andere artritis en verkoudheid. In de plant komt het giftige thujon voor dat wormafdrijvend (spoel- en lintwormen) is. Verkeerde doses veroorzaken duizeligheid, krampen, buikpijn en kunnen dodelijk zijn.
Verdelgingsmiddel: de etherische oliën uit de plant, zoals triticine, irisine en graminine worden gebruikt in de receptuur voor insectenverdrijvende middelen.
Als voedsel: in kleine hoeveelheden wordt boerenwormkruid vermengd in groenkoeken of ovenkoeken en gebruikt om de smaak van eieren te verbeteren.
Verfplant: de bloem is een dankbare “leverancier” van gele kleurstof. |